Wat is de betekenis van Faun?

2024-04-28
ABC van de kunst

Douwe Brongers & Désirée Raemaekers (2004)

Faun

Zie Pan.

2024-04-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Faun

[Lat. Faunus = Latijnse god geïdentificeerd met Gr. Pan] halfgod van bos of veld; (fig.) wellustige oude man.

2024-04-28
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Faun

bosgeest bij de Romeinen, ontleend aan de Griekse figuur Pan.

2024-04-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

faun

bosgod.

2024-04-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Faun

bosgod en veldgod bij de Romeinen.

2024-04-28
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

faun

faun, bosgod.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Faun

m. (-en), bos- en veldgod der Romeinen.

2024-04-28
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

faun

m. veld- of bosgod; fig. oude wellusteling.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

faun

m. faunen, fauntje; zie Faunus, (au = ou).