fascia
1. band; zwachtel; 2. naambord boven winkel (ook: fascia-board).
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
(fascĕa), ae, f. 1. band, strookje. 2. in ’t bijz., beenband; lijfgordel; boezemband; hoofdband, diadeem; bedzeel: plur., luiers. | overdr., wolkstreep.
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
(1, Latijn = band) wordt voor verschillende soorten banden gebruikt. Een witte fascia werd door de lauwerkrans of om de koningskroon gestrengeld. Men omwond de benen met beenbanden (fasriae crurales), terwijl bij de kleding van de vrouwen de borstband (fascia pectoralis) een belangrijke rol vervulde. Deze werd onder de tunica gedragen...
Herman Pinkhof (1923)
(Lat., bandje), 1. in de ontleedkunde, peesblad, bindweefselachtig vlies, dat spieren of groepen van spieren bedekt of omgeeft. F. antebrachii, onderarmpeesblad, dat de spieren van den benedenarm bedekt. F. axillaris, okselpeesblad, gedeelte der F. pectoralis in de okselholte. F. brachii, bovenarmpeesblad, bedekt de opperarmspieren. F. bucco-pharyn...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: