facetus
facétus (-a, -um), - (Lat.) sierlijk.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
1, eig., welgevormd, sierlijk. 2. overdr., fijn, keurig, mooi, lief, bevallig, vol gratie; vand. subst., facetum, i, n. gratie, bevalligheid, Hor. | in ’t bijz., geestig, grappig, humoristisch; goed geluimd, vriendelijk.
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
benaming van meer dan één middeleeuws Latijns zedekundig gedicht, dat zich de behandeling van de fatsoenlijkheidsleer en van de levenshouding ten doel stelt. Gewoonlijk verstaat men onder de Facetus het gedicht met de aanvang „cum nihil utilius humanae credo saluti”, dat zich aandient als een supplement op de Cato; het is...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[Lat., geestig; in middeleeuws Lat.: beschaafd, welopgevoed], m., (middeleeuwen) gedicht over levenshouding. De naam is ontleend aan een gedicht met de beginregel Moribus et vita quisquis vult esse facetus. Het gedicht handelt over de gedragingen van de Ars Amandi van Ovidius. Een ander facetus genoemd gedicht begint met de woorden Cum nihil ut&ium...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: