Wat is de betekenis van essen?

bn., van essenhout.

essen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord es Zie ook Essen

Verlengstuk van de bovenste uitlegger van het galjoen, lopend over de rug van de boegleeuw en eindigend in de krul of volute.

Gehucht in de gemeente Haren, ingeklemd tussen de spoorlijn Groningen-Assen en de Groninger stadswijk Coendersborg. Bij een grenswijziging ging de begraafplaats Esserveld naar de gemeente Groningen. Het sportcomplex ten Z. hiervan heet Esserberg (gemeente Haren). De gemeentegrens loopt langs de Esserweg, die uitmondt in het stratencomplex Essen, ev...

Essen, Pieter Daniël van, Nederlands officier, *1.10.1870 Breda, +14.4.1925 Amersfoort. Van Essen was artillerieofficier en had een belangrijk aandeel in de modernisering van de bereden artillerie na de invoering van het snelvuurgeschut in 1906. Hij werd wereldbekend door zijn eenheidsprojectiel (brisantgranaatkartets).

Belgische gemeente, die aanvankelijk met Huibergen en Kalmthout een heerlijkheid en tot 1801 met Nispen een parochie vormde.

(685 000 inwoners), de vierde stad van West-Duitsland. Het centrum van de zware industrie (Krupp) en het middelpunt van het Ruhrgebied. In Essen zijn 21 kolenmijnen en verder ijzer-, textiel- en glasfabrieken.

Plaats in het Roergebied met een Münsterkerk uit de 9de eeuw; zie bouwkunst – Romaans – Ottoonse tijd; de stad bezit een bekend museum, het Folkwangmuseum, waarin o.a. een grote verzameling moderne kunst, zie negentiende eeuw – tweede helft – schilderkunst – Frankrijk - realisme.

1. (aß; gegessen), eten; zu Mittag essen, ’t middagmaal gebruiken. 2. Essen, het eten, spijs; middageten, middagmaaltijd.