-erik
-erik - woorddeel 1. iemand die ..... is ♢ een bloterik = iemand die bloot is Woorddeel: -erik
Muiswerk Educatief (2017)
-erik - woorddeel 1. iemand die ..... is ♢ een bloterik = iemand die bloot is Woorddeel: -erik
Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)
Bargoens achtervoegsel: ballerik, teelbal; fladderik, krant; pijperik, vrouw die pijpt; de pleiterik maken, ervandoor gaan; trederik, been; zitterik, achterwerk; zoeterik, souteneur.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Instituut voor de Nederlandse taal
-erik achterv. dat persoonsaanduidingen vormt bij negatieve bn. categorie: leenwoord Mnl. in wijverick 'man die onder de plak zit van een vrouw' [1477; MNW]. Vnnl. -erik in dooverick 'dove' [1599; Kil.], andere woorden op -erik uit de 17e eeuw en later. De herkomst van dit achtervoegsel is nie...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: