Wat is de betekenis van -erik?

2025-07-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

-erik

-erik - woorddeel 1. iemand die ..... is ♢ een bloterik = iemand die bloot is Woorddeel: -erik

2025-07-16
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

-erik

Bargoens achtervoegsel: ballerik, teelbal; fladderik, krant; pijperik, vrouw die pijpt; de pleiterik maken, ervandoor gaan; trederik, been; zitterik, achterwerk; zoeterik, souteneur.

2025-07-16
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

-erik

-erik achterv. dat persoonsaanduidingen vormt bij negatieve bn. categorie: leenwoord Mnl. in wijverick 'man die onder de plak zit van een vrouw' [1477; MNW]. Vnnl. -erik in dooverick 'dove' [1599; Kil.], andere woorden op -erik uit de 17e eeuw en later. De herkomst van dit achtervoegsel is nie...