Wat is de betekenis van Équipement?

2024-04-30
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Équipement

[Fr. équipement] uitrusting.

2024-04-30
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Équipement

uitrusting

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Équipement

o., uitrusting, bewapening.

2024-04-30
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Équipement

toerusting, uitrusting; équipement en hommes, bemanning.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Équipement

(<Fr.) o. (-en), uitrusting (kleding en wapens) van een krijgsman, of van een schip.

2024-04-30
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

equipement

o. uitrusting, inz. van een schip.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

equipement

o. equipementen (Fr. uitrusting van een krijgsman, van een schip, kleding en wapenen), (qui = kie).

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

équipement

o. uitrusting: het van een krijgsman, een schip.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

équipement

[→Fr.], o. (-en), uitrusting (kleding en wapens) van een krijgsman, of van een schip.