Wat is de betekenis van eerbiedig?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eerbiedig

eerbiedig - Bijvoeglijk naamwoord 1. eerbied koesterend of daarvan blijk gevend eerbiedig - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eerbiedigen ♢ Ik eerbiedig 2. gebiedende wijs van eerbiedigen eerbiedig! 3. (bij inversie) t...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eerbiedig

eerbiedig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: eer-bie-dig 1. met respect en bewondering ♢ eerbiedig nam hij zijn hoed af Bijvoeglijk naamwoord: eer-bie-dig ... is eerbiediger dan ... het...

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

eerbiedig

vol eerbied; geëereerbied hê of betoon.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eerbiedig

adj. & adv., earbiedich.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eerbiedig

bn. bw. (-er, -st), 1. eerbied koesterend of tonend: kinderen, wees toch eerbiedig onder het bidden; 2. blijk gevende van eerbied: een eerbiedig verzoek; op eerbiedige toon; — (scherts.) op eerbiedige afstand, op een behoorlijke afstand (door vrees of afkeer bepaald); 3. bw., met eerbied: eerbiedig verzoeken....

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eerbiedig

1. bn. (eerbied koesterend, aan den dag leggend; van eerbied getuigend): een eerbiedig zwijgen; op eerbiedige afstand, (scherts.) op een afstand door vrees of afkeer ingegeven; 2. bw. (met eerbied): iem. eerbiedig naderen, eerbiedig spreken.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eerbiedig

(e:r'bi:dəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. eerbied aan de dag leggend : met iemand omgaan; naderen. 2. van eerbied getuigend : -e aandacht, schroom. → afstand.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eerbiedig

bn. bw. (-er, -st), I. bn., 1. eerbied koesterend of tonend: kinderen, wees toch eerbiedig onder het bidden; 2. blijk gevend van eerbied: een eerbiedig verzoek; (scherts.) op eerbiedige afstand, op een behoorlijke afstand (door vrees of afkeer bepaald); II. bw., met eerbied: eerbiedig verzoeken.