Wat is de betekenis van eenpitter?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

eenpitter

1) (1992) (inf.) eenmanszaak. Vgl. zzp'er*. • Het aantal eenmanskantoren is wel fors afgenomen: sinds 1960 van 67 procent naar 46 procent. In mensen uitgedrukt: in 1960 was veertig procent van de advocaten 'eenpitter', nu is dat vijftien procent. (het Parool, 25/08/1992) • Maar onder de "eenpitters' (eenmansbedrijfjes) en andere kleine...

2024-04-28
Jargon & Slang van Soldaten

Marc De Coster (2017)

Eenpitter

Eenpitter - vroeger de aanduiding voor een soldaat eerste klas; thans een term voor de tweede luitenant. Naar het onderscheidingsteken: een ster (de eerste luitenant heeft twee sterren).

2024-04-28
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

eenpitter

Eenzaat; iemand die voortdurend alleen is; soms ook: ongehuwde persoon, vrijgezel. Zie alleengaande*. Volgens de grote Van Dale wordt de term ook gebruikt voor een eenmanszaak. Als kind was zij een eenpitter. Zij wilde er graag bij horen, maar het lukte niet. Elsevier, 16-10-99

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten