eenpitter
1) (1992) (inf.) eenmanszaak. Vgl. zzp'er*. • Het aantal eenmanskantoren is wel fors afgenomen: sinds 1960 van 67 procent naar 46 procent. In mensen uitgedrukt: in 1960 was veertig procent van de advocaten 'eenpitter', nu is dat vijftien procent. (het Parool, 25/08/1992) • Maar onder de "eenpitters' (eenmansbedrijfjes) en andere kleine...