Wat is de betekenis van Ēbullĭo?

2024-04-29
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Ēbullĭo

ĭvi en ĭi (4), doen opborrelen, scherts. animam, de geest geven, Sen. apoc.; (met iets) pralen, schermen, virtutes, Cic.