Wat is de betekenis van Durk?

2024-04-30
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

durk

(1989) (Amst., Montessorilyceum) zielepoot. • Durk: zielepoot. (Subtaal van jongeren in het Parool, 25/11/1989)

2024-04-30
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Durk

Zie Diederik

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Durk

Durk - Eigennaam 1. (mannelijke naam) jongensnaam

2024-04-30
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

durk

kleine jongen; ventje In 1915 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. • Iederen avond kwam de dief met een uit het slijk opgevischte, verwaarloosde durk thuis en verzorgde het boevenjog als een teerhartig vader. ¶ Is. Querido, ...

2024-04-30
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Durk

Durk - plaats waar het vuil samenloopt op een schip (van Eng. clark?).

2024-04-30
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Durk

m -> Diederik (Fri.). O.m. in Kollumerland.

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Durk

s., durk.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Durk

m. (-en), (zeew., vero.) pompzode, hoosgat, plaats in een schip, waar het vuil samenkomt.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

durk

m. durken (scheepst. de plaats, waar het vuil v. e. schip samenloopt; kielwater).