Druifkruid
o., 1. plant met klierachtige kortbehaarde, kleverige bladeren, die langwerpig, stomp, bijna bochtigvinlobbig ingesneden zijn (Chenopodium botrys), ook kleverige ganzevoet geheten; 2. volksn. voor de maanvaren (Botrychium lunaria), vroeger als geneesmiddel en als tovermiddel afgetrokken.