Wat is de betekenis van Druifkruid?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Druifkruid

o., 1. plant met klierachtige kortbehaarde, kleverige bladeren, die langwerpig, stomp, bijna bochtigvinlobbig ingesneden zijn (Chenopodium botrys), ook kleverige ganzevoet geheten; 2. volksn. voor de maanvaren (Botrychium lunaria), vroeger als geneesmiddel en als tovermiddel afgetrokken.

2025-07-15
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Druifkruid

(Chenopodium botrys) behoort tot de familie der ganzevoetachtigen en is een in het wild groeiend kruidgewas, sterk riekend en met trosvormige bloeiwijze. Vroeger gebruikte men deze plant tegen kramp.

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

druifkruid

o. plant met klierachtige, kleverige bladeren en trosvormige bloemen (Chenopodium botrys).

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Druifkruid

DRUIFKRUID, o. plant met klierachtige kortbehaarde, kleverige bladeren, die langwerpig, stomp, bijna bochtig-vinlobbig ingesneden zijn (chenopodium botrys), ook kleverige ganzevoet, piment en mottekruid geheeten; — een varengeslacht tot de addertongen behoorende, met halvemaanvormige, ongedeelde, gaafrandige blaadjes (botrychium lunaria), ook...

Gerelateerde zoekopdrachten