drink
(zelfstandig naamwoord) [alg.] drankje - Ach, één drankje kan geen kwaad en een tweede ook niet, en een derde ... [alg.] drank - Als ik moet rijden drink ik geen drank, maar thuisgekomen haal ik de schade ruimschoots in.
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
(zelfstandig naamwoord) [alg.] drankje - Ach, één drankje kan geen kwaad en een tweede ook niet, en een derde ... [alg.] drank - Als ik moet rijden drink ik geen drank, maar thuisgekomen haal ik de schade ruimschoots in.
Wiktionary (2019)
drink - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drinken ♢ Ik drink 2. gebiedende wijs van drinken ♢ drink! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drinken ♢ drink je?
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
borrel, receptie: de drink wordt u aangeboden door Elke keer als we haar zien in de gang, maakt ze tijd vrij voor ons. We slaan dan niet zo maar een babbeltje, we lachen ook heel wat af. En regelmatig springen we bij elkaar binnen voor een gezellige drink. (Libelle) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 7 Vlaamsheid: 1
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. drinken; II. (uit-, (op)drinken; drink away, verdrinken [zijn geld];, drink down, opdrinken; verdrinken leed]; drink in, indrinken, in zich opnemen; drink off, in één teug uitdrinken; drink (to) the health of, drinken op de gezondheid van; drink up, uitdrinken; III. drank; dronk; borrel, glas, slokje; in drink, dronken; on the dri...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: