driedubbel
driedubbel - Bijvoeglijk naamwoord 1. in drievoud (dus niet drie maal dubbel = zesvoud) ♢ Hij had driedubbel geluk: hij had zijn eindexamen gehaald, hij was ingeloot voor de geneeskundestudie en kreeg ook nog een kamer aangeboden in de studentenflat. 2. Wij hebben driedubbel g...