Wat is de betekenis van Driedubbel?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

driedubbel

driedubbel - Bijvoeglijk naamwoord 1. in drievoud (dus niet drie maal dubbel = zesvoud) Hij had driedubbel geluk: hij had zijn eindexamen gehaald, hij was ingeloot voor de geneeskundestudie en kreeg ook nog een kamer aangeboden in de studentenflat. 2. Wij hebben driedubbel g...

2024-04-27
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

driedubbel

(de; -s) GY spreektaal - driedubbele (3/1) salto

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Driedubbel

bn. bw., 1. met of in drie lagen, rijen enz., drievoudig; — de drie dubbelekroon, de pauselijke kroon; — (fig.) hij kan het driedubbel betalen, ruim; 2. driemaal zo groot, zo talrijk (als anders of anderen, als oorspr. enz.).

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

driedubbel

(dri:'dubbəl) bn. en bw. 1. driemaal zo groot, zo talrijk (als anders, als vereist wordt enz.) : een -e arbeid. 2. drievoudig : een -e kin. 3. ruim : iets vergoeden. 4. met in hoge mate de eigenschappen van het genoemde : -e ezel.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Driedubbel

bn. en bw., 1. met of in drie lagen, rijen enz., drievoudig; (fig.) hij kan het driedubbel betalen, ruim; 2. driemaal zo groot, zo talrijk (als anders of anderen, als oorspronkelijk enz.).

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Driedubbel

DRIEDUBBEL, bn. bw. drievoudig; — de driedubbele kroon, de Pauselijke kroon; — (fig.) hij kan het driedubbel betalen, ruim. DRIEDUBBELHEID, v. (w. g.) drievoudigheid

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)