driedubbel - Bijvoeglijk naamwoord
1. in drievoud (dus niet drie maal dubbel = zesvoud)
♢ Hij had driedubbel geluk: hij had zijn eindexamen gehaald, hij was ingeloot voor de geneeskundestudie en kreeg ook nog een kamer aangeboden in de studentenflat.
2. Wij hebben driedubbel glas in ons huis dat zeer goed isolerend is."
Woordherkomst
samenstelling van drie en dubbel
Synoniemen
drievoudig
Gepubliceerd op 13-11-2017
driedubbel
betekenis & definitie