Wat is de betekenis van Doom?

m., (Zuidn.) damp, hetzij mist, nevel of wasem van verwarmde vloeistoffen, uitwaseming (van het menselijk of dierlijk lichaam).

(1976) (sold.) dominee. Zie ook aal*. • Als ik in Tokio wil passagieren, moet ik toch voldoende burgerkleding hebben, doom, de KLM wil ons trouwens niet in uniform vervoeren, zodoende. (Bouke B. Jagt: De Muskietenoorlog. 1976) • 'Aal' en 'doom' ambtenaar-af. (kop in Trouw, 15/10/1993)

Doom - aanspreekvorm van een dominee. Vgl. ook aal.

damp, mist, nevel Voor de blik vermengen zij zich onafscheidelijk met de nevel boven het water en, meer zuidwaarts, met de doom van de polder, die onder het kwijnend nalichten van de dag eruitziet als een blauwgrijs moeras. (Hubert Lampo, Terugkeer naar Atlantis) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 3 Vlaamsheid: 1

(de) damp, mist, nevel.

Damp (van warme vloeistoffen), wasem; mist, nevel; ook bep.: vocht, tranen. De Staat heeft ons, Vlaamse mensen, sinds ’t jaar dertig zo gekuld dat de doom uit onze ogen zou komen, BRULEZ 2950, 110. Ze... snokte haastig de ovendeur open, zodat een sterk prikkelende geur en een walm van heten doom haar in ’t wezen sloeg, STREUVELS 1962,...

I. (doem)vonnis, oordeel, lot, ondergang; II. vonnissen, doemen; doomed, ten dode opgeschreven, ten ondergang gedoemd.

m. (nevel, wasem; uitwaseming, Z.-N. of lit. t.): blauwige avond —.

Damp, nevel, wasem, mist. Doornig : klam, nevelig. Doornig voorhoofd. De schooven zijn nog doornig.Opdoemen: uit den nevel oprijzen.