Dool
m., het dolen, doling: hij is op de dool, is aan het dolen, op de doolweg.
Wiktionary (2019)
dool - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dolen ♢ Ik dool 2. gebiedende wijs van dolen ♢ dool! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dolen ♢ dool je?
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Peter Bakema (2003)
(de) - op de(n) dool zijn/raken, rondzwerven of geen doel meer hebben of op het verkeerde pad zijn/raken. De mensenrechtenorganisatie wijst er ook op dat naast de vluchtelingen ook duizenden gedeporteerden nog altijd op de dool zijn en leven in krotten. - DM, 13-02-2003.
Walter De Clerck (1981)
In de verb. op de(n) dool zijn, geraken, aan het dwalen zijn, raken; ook oneig.: op het verkeerde pad zijn; - iem. op de(n) dool brengen, op een dwaalspoor brengen. ‘Dat ge me niet eerder in de gaten hebt?’ vraagt Mak. ‘Neen, ik geloof dat ik op de dool was geraakt, en ik schrikte van u te zien’, TEIRLINCK 1952...
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
(doele, doelen), plaats, waar de middeleeuwsche schutters zich in het schieten met pijl en boog oefenden. Deze schuttershof kreeg weldra den naam van doel of doele, ook wel doelen, evenals het gebouw, dat daarbij later verrees.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m., het dolen, doling: hij is op de dool, is aan het dolen, op de doolweg; (gew.) ook: verwaarloosd, onverzorgd.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: