donzig
donzig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met een fijn los verenkleed bedekt ♢ "Piep!" zei het donzige kuikentje. Woordherkomst afgeleid van dons met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
donzig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met een fijn los verenkleed bedekt ♢ "Piep!" zei het donzige kuikentje. Woordherkomst afgeleid van dons met het achtervoegsel -ig
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), 1. donsachtig, van den aard van dons : donzige haartjes; 2. (als) met dons begroeid ; van het voorkomen van dons : donzige wangen; donzig fluweel, mos; 3. zacht als dons.
M. J. Koenen's (1937)
bn. (donsachtig, donzen; [als] met dons begroeid; zo zacht als dons): een — bed; een — nest, zacht; fig. een — waas.
Jozef Verschueren (1930)
(zəch) bn. en bw. (-er, —st) 1. donsachtig: -e haren. 2. donzen: -e abrikozen; vlees.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-er, -st), 1. zo zacht als dons: donzige haartjes; 2. (als) met dons begroeid: donzige wangen; donzig fluweel, mos.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: