Wat is de betekenis van doezelen?

doezelen - Werkwoord 1. (ov) een stof door middel van een doezelaar dun uitwrijven ♢ Hij heeft voor dat experiment de kleurstof moeten doezelen. 2. (inerg) lichtjes slapen ♢ Op zondag lig je meestal langer te doezelen. Woordherkomst Een fre...

Het vervagen van tonen in houtskool-, pastel- of krijttekeningen met behulp van een doezelaar. Soms wordt het met de vinger, en eventueel een zacht doekje, gedaan.

v.; (met doezelaar), doezelje; (suffen), sûzje, dûzje.

(doezelde, heeft gedoezeld), 1. een droge kleurstof op een tekening met een doezelaar dun uitwrijven; 2. (fig.) vervagen, niet helder meer voor de geest staan ; 3. soezen, suf zijn, niet meer helder denken.

I. doezelde, h. gedoezeld (met de doezelaar een droge kleurstof op een tekening dun uitwrijven; fig. vervagen). II. doezelde, h. gedoezeld (suffen, slaperig zijn): hij zit maar te -.

('doezələn) (doezelde, heeft gedoezeld) I. [Lat. ducere, zich doen uitstrekken] 1. met de doezelaar uiteenwrijven, bewerken : schaduwen in elkaar -. 2. vervagen ; in -de weemoed. II. dommelen, soezen, suffen.

(doezelde, heeft gedoezeld), 1. een droge kleurstof op een tekening met een doezelaar dun uitwrijven; 2. (fig.) vervagen, niet helder meer voor de geest staan; 3. soezen, suf zijn, niet meer helder denken.

...

...