Wat is de betekenis van dobber?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

dobber

1) (1901) (Barg.) klap; mep. • Ik geef je 'n dobber op je klapbes. (Justus van Maurik: Toen ik nog jong was. 1901) • Se leire d'r auk pianoles... die knalpotte!... se binne d'r van haug komaf!... haarlie vâar was taurewachter,... Geif s'n dobber! (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dobber

dobber - Zelfstandignaamwoord 1. drijvend voorwerp dat onder water verdwijnt bij het vangen van een vis dobber - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dobberen ♢ Ik dobber 2. gebiedende wijs van dobberen ...

2024-04-29
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

dobber

slag, stoot, klap In 1901 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. Van het werkwoord dobberen (‘vechten’). • ‘Pas op, hoor! Ik geef je ’n dobber op je klapbes [hoofd].’ ¶ Justus van Maurik, Toen ik nog jong was (1901), p. 145. De schrijver verklaart de betekenis in een voetnoot.

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

dobber

dobber - zelfstandig naamwoord uitspraak: dob-ber 1. drijvend voorwerp dat de plaats aangeeft waar zich onder water iets bevindt ♢ aan de plaats van de dobber kun je zien waar de haak ongeveer is 1. een zware dobber hebben ...

2024-04-29
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

dobber

dobber - penis (vgl. vissen). Het schippertje haelde zijn Pieterman door, Hy leek toen gewis wel een meysje van voor, Een touwetje had zijn dobber gevat, En bond toen zijn dobber daer mee plat, Het Springende Haasje 23 [eind 19e e.].

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

dobber

gedobber, saggies op en neer gaan (op water); herhaaldelik afwissel; vlotter.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Dobber

s., dôper, dôbber, doper, (driuw)koark, angelkoark, kurkje (it); (aan visnet), driuwer, driuwkoark, flits (heine)dôper; een hardehebben, in hurde dobber, dobbel hawwe, in swiere sile hawwe, lûke moatte.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dobber

m. (-s), 1. drijvend toestel dat de plaats aangeeft van een onder water gelegen voorwerp, b.v. een net, het anker ; — in ’t bijz.: drijver (doorgaans een kurk met doorgestoken ganzeschacht) aan een hengelsnoer bevestigd, die de bewegingen van een vishaak aangeeft; 2. vistuig bestaande uit een of meer vastgezette, van snoeren en haken vo...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Dobber

behoort tot het vistuig; aan de hengel* dient deze om te constateren dat er een vis aan de haak zit. Dobbers voor visnetten bestaan uit grote stukken kurk. Zij dienen om de netten drijvend te houden.