Wat is de betekenis van diode?

diode - Zelfstandignaamwoord 1. (elektrotechniek), (elektronica) elektronenbuis of halfgeleider die de elektriciteit maar in één richting geleidt Woordherkomst afgeleid van de afkorting van elektrode met het voorvoegsel di- Verwante begrippen triode, tetrode, pentode

diode - zelfstandig naamwoord uitspraak: di-o-de 1. elektrisch element met twee aansluitingen ♢ een diode is een halfgeleider, die de stroom maar in één richting doorlaat Zelfstandig naamwoord: di-o-de de diode...

[v. Gr. di- = dubbel-, en hodos = weg] halfgeleider of elektronenbuis met twee elektroden.

stroomgeleider met een gelijkrichtende werking

diode - Een eenvoudige elektronenbuis met maar twee elektroden, een anode en een kathode. Voor meer geavanceerde elektronenbuizen in vacuüm glazen bollen gebruikt men de term ���vacuümbuizen'.

Diode Een elektronische eenheid, die wordt gebruikt om een elektrische stroom in de ene richting door te laten en in de andere richting tegen te houden.

een elektronisch bouwelement dat de elektrische stroom in de ene richting (de doorlaatrichting) beter geleidt dan in de andere; het bezit dus een gelijkrichtende werking. Hiervan wordt zowel bij zeer kleine als bij zeer grote elektrische vermogens en bij de meest uiteenlopende frequenties gebruik gemaakt, zowel bij gelijkrichtschakelingen al...

(< → di(1), + → -ode). Radiolamp met twee → electroden.

radiolamp* met 2 electroden.