Wat is de betekenis van Devant?

2025-07-15
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Devant

I. voor; in tegenwoordigheid (in het bijzin) van, bij, in het oog (de ogen) van; gelet op, gezien; il regardait devant lui, hij keek voor zich; aller droit devant soi, recht voor zich uitlopen; zijns weegs gaan; au- devant de, tegemoet; par- devant notaire, ten overstaan van een notaris; II. er voor, vooraan, vooruit, voorop, voorin; vooraf, te vor...