Wat is de betekenis van deuken?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

deuken

Het begrip deuken heeft 3 verschillende betekenissen: 1) een deuk of deuken maken. een deuk of deuken maken in iets. 2) beschadigen. iets een slag toebrengen in figuurlijke zin; schaden; kwetsen. 3) deuken krijgen. deuken krijgen; ook: gemakkelijk deuken krijgen.

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

deuken

deuken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord deuk deuken - Werkwoord 1. (ov) een deuk of deuken maken in iets     ♢ Tot zijn schrik merkte hij dat zijn nieuwe wagen gedeukt was.

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

deuken

deuken - regelmatig werkwoord uitspraak: deu-ken 1. ergens een deuk in maken ♢ hij deukte het lege blikje Regelmatig werkwoord: deu-ken ik deuk jij/u deukt ...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Deuken

v., (yn)dûkje.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Deuken

(deukte, heeft gedeukt), 1. een deuk of deuken maken in: een gedeukte pan; 2. (fig.) een duw, een knauw geven, nadeel doen.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

deuken

deukte, h. gedeukt (een deuk, deuken in iets maken): een gedeukte ketel.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

deuken

(deukәn) (deukte, heeft gedeukt) 1. een deuk er in maken: je mag je vilthoed zo niet -. 2. een deuk geven: om hem eens braaf te -.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Deuken

(deukte, heeft gedeukt). I. overg., 1. een deuk of deuken maken in: een gedeukte pan; 2. (fig.) een duw, een knauw geven, nadeel doen; II. onoverg., een deuk of deuken krijgen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)