Wat is de betekenis van demon?

(1996) (< Eng.) (comp.) zie citaat. • Demon: Een onderdeel van een programma dat ongebruikt blijft totdat het wakker wordt. Veel computervirussen zijn op dit principe gebaseerd. (Het ABC van de cybertaal in De Tijd, 16/04/1996)

demon - Zelfstandignaamwoord 1. (religie) een boze geest of gevallen engel of ander bovennatuurlijk wezen     ♢ - Aan iedere doodszonde wordt een bepaalde demon toegeschreven.     ♢ - Met het goed gemikt openen en sluiten van een luik tussen twee ruimtes krijgt Maxwells demon...

demon - zelfstandig naamwoord uitspraak: de-mon 1. duivel of boze geest ♢ het lijkt wel of zij in demonen gelooft Zelfstandig naamwoord: de-mon de demon de demonen

zie daemon.

Een geest die de mens beïnvloedt, meestal ten kwade: ‘Ze leek wel van een demon bezeten, zoals ze tekeerging’. Demonisch = duivels. In de Griekse mythologie zijn de demonen de uitvoerders van de invloed die de góden op de mensen hebben. Zo had, dacht men, ieder mens twee demonen, een goede en een kwade. Toen tijdens de eerst...

Een onderdeel van een programma dat ongebruikt blijft, totdat er een moment is dat het 'wakker' wordt. Veel virussen zijn gebaseerd op dit principe: een programma werkt prima, totdat de computer 1 april op de interne klok krijgt. Daar reageert de 'demon' op en gaat dingen doen, waar de gebruiker niet op zat te wachten (zoals het wissen van alle bes...

[Gr. daimoon = oorspr.: godheid; daarna: halfgod, beschermgeest, geest; in N.T. en elders boze geest, hoger wezen met ongunstige werking] duivel; boze geest.

bose gees; duiwel.

boze geest, duivel