Dēductĭo
ōnis, f. het af-, wegvoeren, b.v. het wegvoeren, de overbrenging van een kolonie, kolonisatie, quae erit in istos agros deductio? Cic.; het verdrijven (uit een bezit); het afleiden (van water); het aftrekken (van een som). | overdr., voortzetting, vervolging, rationis, bewijsvoering, Cic.