Wat is de betekenis van Dach?

2024-04-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Dach

dak; autokap; unter Dach und Fach sein, onder dak zijn; einem aufs Dach steigen, iemand klop geven; iemand de waarheid zeggen; unter dem Dach, (ook) in de bovenkamer.

2024-04-26
Algemeen Technisch woordenboek

H.J. van Eyk (1916)

Dach

Wilde hennep.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dach

Simon, Duits dichter, *29.7.1605 Memel, ♰l5.4.1659 Königsberg. In 1639 werd Dach hoogleraar in de poëtica te Königsberg. Hij was een van de stichters van de Königsberger Dichterkreis, die de mogelijkheden van de Duitse taal voor de dichter theoretisch onderzocht en in praktijk trachtte te brengen. Dach schreef burgerlijk-moralis...

2024-04-26
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Dach

Dach (Simon), een Duitsch dichter der 17de eeuw, geboren te Memel den 29sten Julij 1605, bezocht onderscheidene scholen, studeerde te Königsberg, werd er in 1633 collaborator aan de domschool, daarna conrector en in 1639 hoogleeraar in de dichtkunst aan de universiteit. Van den Grooten Keurvorst, die hem tot deze betrekking benoemde, ontving hij ve...