Wat is de betekenis van cumuleren?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

cumuleren

cumuleren - Werkwoord 1. ergatief zich opstapelen, ophopen     ♢ Al is de rente maar een paar procent, toch groeit het bedrag op den duur flink doordat het cumuleert. 2. het samenvoegen van verschillende percelen of kavels bij een verkoop 3. (ov) (Vlaanderen) een bepaald ambt of functie combine...

2024-04-27
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

cumuleren

het hebben van verschillende ambten tegelijk Of om een kat een kat te noemen: in de kranten de strijd voeren tegen de toplonen bij overheidsbedrijven, om voormalig minister Jean-Pascal Labille niet te noemen, en nu de mandaten en postjes cumuleren dat het een lieve lust is. (De Standaard) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarh...

2024-04-27
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

cumuleren

Ze mag haar functie van gemeenteraadslid cumuleren met die van senator (combineren, stapelen). Het wordt tijd voor anti-cumul-regels.

2024-04-27
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

cumuleren

(cumuleerde, gecumuleerd) verschillende banen of functies gelijktijdig uitoefenen.

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Cumuleren

[Lat. cumulare, -atum, van cumulus = hoop; zie accumuleren] opeenhopen, opstapelen; samenvoegen [i](ambten). [/i]

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Cumuleren

(kumuleren) opeenhopen; samenvoegen

2024-04-27
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Cumuleren

ophopen, samenvoegen.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Cumuleren

(cumuleerde, heeft gecumuleerd), (<Fr.Lat.), opeenhopen, opstapelen; samenvoegen (b.v. ambten).

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

cumuleren

ophopen; verscheiden ambten samen- of bijeenvoegen, te gelijk bekleden en de daaraan verbonden voordelen trekken.