Wat is de betekenis van Contracter?

2025-07-17
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Contracter

I. samentrekken, doen inkrimpen [lichamen]; aangaan [lening], sluiten [verzekering], maken [schulden], krijgen, oplopen [ziekte], aannemen [gewoonte]; II. een verbintenis aangaan; III. se contracter, zich samentrekken, inkrimpen; aangegaan worden.