Wat is de betekenis van contacten?

2025-07-15
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

contacten

(werkwoord) [alg.] contact opnemen met, contacteren - Na de inbraak contacteerde ik meteen mijn verzekering.

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

contacten

(1990+) (euf.) geslachtsverkeer. Zie ook: losse* contacten. • De verdachte zou met minstens vier minderjarige jongens seksueel contact hebben gehad. Tegenover de rechter bekende de man met een van hen vanaf diens elfde jaar een relatie te hebben. De jongen woonde bij de verdachte in huis met toestemming van zijn moeder. Ook met ander...

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

contacten

contacten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord contact

2025-07-15
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

contacten

(contactte, heeft gecontact), contact maken met, zich in verbinding stellen met. Voor hij zijn vrienden bij justitie en anderen ging kontakten, om zich alvast in te dekken tegen polisie, gooide hij weer oog op dat papier... (Cairo 1980c: 435). Etym.: Ook in Ned. wel gebr., maar niet alg. Am. to contact = id.

2025-07-15
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Contacten

Contacten - personen, die door hun verblijf in de omgeving van een lijder aan een besmettelijke ziekte verdacht worden met die ziekte te zijn besmet, of gevaar opleveren voor overbrenging van die ziekte op anderen.