Wat is de betekenis van collega?

2023-06-08
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

collega

(1991) (lesbotaal) mede-lesbo. • (Hanneke Kunst & Xandra Schutte: Lesbiaans. Lexicon van de Lesbotaal. 1991)

Lees verder

Direct toegang tot alle 20 resultaten over collega?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-08
Woordenboek van eigentijds Nederlands

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

collega

Het begrip collega heeft 2 verschillende betekenissen: 1) ambtgenoot. iemand die hetzelfde ambt bekleedt of hetzelfde beroep uitoefent als degene die wordt aangeduid; iemand die binnen dezelfde branche werkt; ambtgenoot; vakgenoot. 2) iemand met wie je werkt. iemand die in hetzelfde bedrijf of binnen dezelfde organisatie werkt als de...

Lees verder
2023-06-08
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

collega

collega - Zelfstandignaamwoord 1. een persoon die voor hetzelfde bedrijf werkt. - Samen met mij werden er nog zes andere collega's ontslagen. - Een op de drie werknemers heeft wel eens iets met een collega gehad, blijkt uit een onderzoek dat vacaturewebsi...

Lees verder
2023-06-08
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

collega

collega - zelfstandig naamwoord uitspraak: col-le-ga 1. wie hetzelfde werk doet of in hetzelfde bedrijf werkt ♢ na het werk gaan mijn collega en ik wat drinken Zelfstandig naamwoord: col-le-ga de collega ...

Lees verder
2023-06-08
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Collega

(kollega) ambtgenoot

2023-06-08
Lesbotaal Lexicon Lesbiaans : lexicon van de lesbotaal

Hanneke Kunst en Xandra Schutte (1991)

Collega

Collega - aanduiding voor mede-lesbo. Kijk, collega’s! (Gehoord op het naaktstrand in Zandvoort).

2023-06-08
De vreemde woorden.
woordenboek

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Collega

ambtgenoot

2023-06-08
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Collega

s., kollega, maet.

2023-06-08
Woordenboek Italiaans (IT-NL)

A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)

collega

ambtgenoot.

2023-06-08
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Collega

(Lat.), m. (-’s), ambtgenoot: collega X; wij waren enige jaren collega's op de H.B.S. te A.; — oneig. ook wel van zaken.

2023-06-08
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Collēga

ae, m. ambtgenoot, collega; deelgenoot, kameraad.

2023-06-08
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

collega

(Lat.) m. ambtgenoot.

2023-06-08
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

collega

m. en v. (Ned.) collega’s; (Lat.) collegae (Lat. ambtgenoot).

2023-06-08
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

Collega

(Lat.), m. ambtgenoot.

2023-06-08
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

collega

tot en met collegialiteit → kollega enz.

2023-06-08
Vreemde woorden woordenboek

Fokko Bos (1914)

collega

collega - m., ambtgenoot.

2023-06-08
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Collega

lat ambtgenoot, vakgenoot.

2023-06-08
De kleine Zuiveraar - vreemde woorden woordenboek

G.F. Callenbach (1908)

Collega

ambtgenoot.

2023-06-08
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Collega

Lat., ambtgenoot.

2023-06-08
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Collega

COLLEGA, m. (-’s), ambtgenoot, vakgenoot, mede-onderwijzer.