Cochlear
Lat. voor lepel, (op recepten, meestal afgekort tot c.; vgl. c.p.).
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)
lepel (afk. cochl), als medicijnmaat: cochl. amp. (ampium) opgehoopte eetlepel; cochl. infant, (infantis) kinderlepel; cochl. magn. (magnum) eetlepel ; cochl. med. (medium) dessertlepel; cochl. parv. (parvum) theelepel.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Cochlear - (Lat.), kleine lepel met ronden schep en rechten, gepunten steel; als maat = 1,4 centiliter.
Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)
Cochlear - een soort eierlepel, waarvan de steel spits uitliep, om b. v. schelpdieren en slakken te eten. Een groot soort lepel heet ligula (z. a.).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: