Wat is de betekenis van citrus?

citrus - Zelfstandignaamwoord 1. (plantkunde) Citrus geslacht van planten die citrusvruchten dragen Verwante begrippen citroen, grapefruit, mandarijn, pompelmoes, sinaasappel

Smaakomschrijving die opgaat voor veel witte wijnen. De hele citrusfamilie kan aan bod komen. Citroen, limoen, mandarijn, sinaasappel, grapefruit. Belangrijk, want een goede wijn kan niet zonder zuren.

Citrus L. [C. Linnaeus], - (Lat.) citroenboom.

Lat.: citroenboom

(de, -), 1. naam voor alle soorten citrusplanten (C/frus-soorten en vormen van deze, Citrusfamilie). Hij vergiste zich bij herhaling en werd telkens beetgenomen door een insekt in het gras van de weg of van de citrusbloesems om zich heen. Waren het bloesems van de sinaasappel? De grapefruites of de pompelmoes? (Vianen 1972: 131). 2. citrusvrucht....

fam. Rutaceae. Oorspronkelijk van kedros (Grieks), een geurige Afr. houtsoort. Altijdgroene, meer of minder gedoomde heesters of kleine bomen, bekend om de eetbare, gewoonlijk geel- of oranjekleurige vruchten: sinaasappelen, mandarijnen, citroenen, pompelmoezen, grapefruit, enz. In Indon.: djeroek = verzamelnaam voor soorten van C. In W.Eur. lange...

citrus.

i, f. citroenboom; ook = citrusboom (een Afrikaanse boom met welriekend, kostbaar hout).

tot dit plantengeslacht behoren Citroen*, Sinaasappel*, Pompelmoes*. De vruchten van deze bomen worden gezamenlijk C.-vruchten genoemd.