carpooler
(zelfstandig naamwoord) [alg.] samenrijder, ritdeler - De ritdelers nemen bij tourbeurt de anderen mee in hun auto naar hun werk en terug.
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
(zelfstandig naamwoord) [alg.] samenrijder, ritdeler - De ritdelers nemen bij tourbeurt de anderen mee in hun auto naar hun werk en terug.
Wiktionary (2019)
carpooler - Zelfstandignaamwoord 1. (verkeer) automobilisten die in de auto van één van hen, samen naar een gemeenschappelijke bestemming gaan, en vice versa ♢ ”Zal ik volgende week rijden?” vroeg Jaap, de nieuwe carpooler. Woordherkomst Naamwoord van handeling van carpoolen met het...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: