Wat is de betekenis van campingeigenaar?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

campingeigenaar

eigenaar van een camping. eigenaar van een camping; campinghouder. Voorbeelden: In juli en augustus is het zwembad (7-15m), dat gratis toegankelijk is, geopend en staat de campingeigenaar zelf achter het fornuis om U een lekker maal voor te bereiden in het restaurant. http://www.eastbelgium.com/NL/D09/ID09602.htm 'Hoe aa...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

campingeigenaar

campingeigenaar - Zelfstandignaamwoord 1. houder van een kampeerterrein Sommige Nederlanders willen campingeigenaar worden in Frankrijk. Ze denken dat ze dan altijd vakantie hebben. Woordherkomst samenstelling van camping en eigenaar