Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

campingeigenaar

betekenis & definitie

eigenaar van een camping.

eigenaar van een camping; campinghouder.

Voorbeelden:
In juli en augustus is het zwembad (7-15m), dat gratis toegankelijk is, geopend en staat de campingeigenaar zelf achter het fornuis om U een lekker maal voor te bereiden in het restaurant.
http://www.eastbelgium.com/NL/D09/ID09602.htm

'Hoe aardig een campingeigenaar ook is, als een toerist bij de bakker in het dorp wordt afgesnauwd, dan is zijn dag verpest.'
De Limburger, 2002