Cabotin
(Fr.), m. (-s), rondreizend toneelspeler; — (minacht.) slecht acteur.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (< Fr. caboter, van haven tot haven langs de kust varen) (ton.) rondreizend, slecht acteur, stoethaspel; talentloze komediant. • Was zij dan een klein beetje.... gecharmeerd.... op dien cabotin? (Louis Couperus: Eline Vere. 1889) • Aan de andere zijde van het zaaltje ging een klein applaus op voor een cabotin, die daar char...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Winkler Prins (1949)
(Frans) rondtrekkend (slecht) toneelspeler, vaak ook geringschattend voor iedere toneelspeler; fig. aanstellerig „artistiekerig” en schijnsucces najagend mens.
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
in het Frans naam voor rond trekkend toneelspeler, maar het woord wordt internationaal gebruikt als spotnaam voor een slecht acteur. Afgeleid van het werkwoord caboter = (langs de kust) van haven tot haven varen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: