Wat is de betekenis van Buurten?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

buurten

(1913) (stud.) elkaar op de kamer bezoeken. • Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913)

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

buurten

buurten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord buurt

2024-04-29
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

buurten

Woongebieden binnen het grotere geheel van een stad, die in meerdere of mindere mate een eenheid vormen als gemeenschap, met eigen winkels en andere voorzieningen, en andere onderscheidende kenmerken. (AAT-Ned)

2024-04-29
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Buurten

Buurten - elkaar op de kamer bezoeken.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buurten

(buurtte, heeft gebuurt), bij de buren een bezoek brengen: eens komen buurten.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

buurten

buurtte, h. gebuurt (in de buurt een bezoek brengen; met een buur gaan praten).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buurten

('bu:rtən) (buurtte, heeft gebuurt) op bezoek gaan bij buren : ’s avonds gaan -.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buurten

(buurtte, heeft gebuurt), 1. een buurman of buurvrouw bezoeken; 2. met de buren (over onbelangrijke dingen) praten: buurten over de heg of schutting.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)