Werkwoorden vervoegen
buurten
Tegenwoordige tijd buurten
Ik buurt
Jij buurt
buurt jij?
U buurt
Hij/Zij/Het buurt
Wij buurten
Jullie buurten
Zij buurten
Verleden tijd van buurten
Ik buurtte
Jij/U buurtte
Hij/Zij/Het buurtte
Wij buurtten
Jullie buurtten
Zij buurtten
Voltooid deelwoord van buurten
gebuurt
Tegenwoordig deelwoord van buurten
buurtend