Wat is de betekenis van buitenlucht?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

buitenlucht

buitenlucht - Zelfstandignaamwoord 1. de lucht buiten een gebouw De buitenlucht is meestal veel schoner en dus gezonder dan de binnenlucht. Woordherkomst samenstelling van buiten en lucht

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

buitenlucht

buitenlucht - zelfstandig naamwoord uitspraak: bui-ten-lucht 1. de lucht buitenshuis ♢ we gaan lekker wandelen in de buitenlucht Zelfstandig naamwoord: bui-ten-lucht de buitenlucht Synoniemen openlucht

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Buitenlucht

s., bûte(n)loft.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buitenlucht

v., 1. lucht buitenshuis: de zieke kan nog niet tegen de buitenlucht; in de vrije buitenlucht; 2. lucht van het open veld: de frisse gezonde buitenlucht ; — een buitenluchtje scheppen, een kleine buitenwandeling maken.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buitenlucht

v. 1. lucht buitenshuis. Tgst. kamerlucht. 2. lucht buiten, op het platteland. Tgst. stadslucht.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buitenlucht

v./m., 1. lucht, atmosfeer buitenshuis: de zieke kan nog niet tegen de buitenlucht; in de vrije buitenlucht; 2. lucht van het open veld: de frisse, gezonde buitenlucht; een buitenluchtje scheppen, een kleine wandeling buiten maken.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Buitenlucht

BUITENLUCHT, v. lucht buitenshuis: de zieke kan nog niet tegen de buitenlucht; — in de vrije buitenlucht; (ook) lucht van het open veld: de frissche, gezonde buitenlucht; — een buitenluchtje scheppen, de veldlucht inademen, (ook) eene kleine buitenwandeling maken.