Wat is de betekenis van Buien?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

buien

buien - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bui

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Buien

(het buide, heeft gebuid), ongestadig zijn (van het weer), bij tussenpozen regenen en waaien.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

buien

buide, h. gebuid (ongestadig zijn v. het weer: regenen, waaien, sneeuwen).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

buien

('buiәn) (buide, heeft gebuid) ongestadig zijn van het weer.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Buien

(het buide, heeft gebuid), ongestadig zijn (van het weer), bij tussenpozen regenen, waaien en sneeuwen.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Buien

BUIEN, (het buide, heeft gebuid), ongestadig zijn (van het weder), regenen en waaien bij tusschenpoozen.

2024-04-26
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

KNMI (1850)

Buien

Een bui duurt meestal maar kort, in het algemeen minder dan een uur. Is er sprake van regen, dan houdt de neerslag langer aan. In weerberichten wordt meestal onderscheid gemaakt tussen buien en regen. Een enkele bui duurt meestal maar kort, in het algemeen minder dan een uur. Wordt voor langere tijd regen verwacht uit een min of meer gesloten wolke...