Wat is de betekenis van braamstruik?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

braamstruik

struik die braambessen voortbrengt. doornige struik van het geslacht Rubus, die braambessen voortbrengt en voornamelijk groeit langs bossen, landwegen en spoordijken; braam; braambes. Voorbeelden: Het pad verbreedt zich tot een strook grasland tussen twee wateren. Het is omzoomd door hoge braamstruiken. De takken zijn zwaar van de zw...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Braamstruik

s., toarnbeibeam.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Braamstruik

m. (-en), bekende doornige struik, vooral op de heide, in de duinen en langs bosranden in ’t wild voorkomende, waaraan de bramen groeien, Rubus caesius en r. fruticosus, de grote braamstruik.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

braamstruik

m. braamstruiken (in het alg. doornstruik, stekelige in het wild groeiende plant; inz. struik, waaraan de braambeziën groeien).

2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Braamstruik

Braamstruik - ➝ Braam.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

braamstruik

(‘bra:m) m. (-en) braambeziestruik.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Braamstruik

m. (-en), zie braam.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Braamstruik

BRAAMSTRUIK, m. (-en), bekende doornige struik, vooral op de heide, in de duinen en langs boschranden in ’t wild voorkomende, waaraan de bramen groeien (rubus caesius en r. vulgaris); de groote braamstruik (rubus fruticosus).