Wat is de betekenis van bouwdoos?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bouwdoos

1) (1991) (sch.) (Thaise) transseksueel, vaak in de prostitutie. Ook wel: bouwpakket* of 'omgebouwde'. • (Arendo Joustra: Homo-erotisch woordenboek. 1988) • (Hanneke Kunst & Xandra Schutte: Lesbiaans. Lexicon van de Lesbotaal. 1991) • 'Krijg de pest.... Een bouwdoos,' sprak Joop geluidloos. 'Ze zijn alleen vergeten...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bouwdoos

bouwdoos - Zelfstandignaamwoord 1. (speelgoed) verpakking met onderdelen waarmee gebouwen en andere constructies in het klein kunnen worden nagebouwd 2. verpakking met onderdelen om zelf een bepaald apparaat te bouwen 3. (scheldwoord) voor transseksueel, iemand de een geslachtsoperatie ook lichamelijk vrouw is geworden 4. (filmkunst)...

2024-04-28
Jargon & Slang van Televisiemakers

Marc de Coster (2017)

Bouwdoos

Bouwdoos - de verbasterde Nederlandse vorm van barndoors.

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bouwdoos

bouwdoos - zelfstandig naamwoord uitspraak: bouw-doos 1. doos met houten of stenen blokken waar kinderen mee kunnen bouwen ♢ Olger kreeg een bouwdoos met gekleurde blokken voor zijn verjaardag 2. doos met onderdelen waar men zel...

2024-04-28
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

bouwdoos

Transseksueel. Ook wel: een ‘omgebouwde’. Een ietwat schertsende term. ‘Krijg de pest... Een bouwdoos,’ sprak Joop geluidloos. ‘Ze zijn alleen vergeten zijn stembandjes te polijsten.’ Jan van Daaien: Sans rancune. 1991

2024-04-28
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Bouwdoos

Bouwdoos - schertsend slang voor ‘transseksueel’. Sinds het begin van de jaren tachtig. In het Thais worden ze ‘Kathuys’ genoemd (letterlijk: alles wat mannelijk en vrouwelijk is), in het Nederlands ‘bouwdoos’. HP/De Tijd, 13-06-97

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bouwdoos

v. (...dozen), speelgoed voor kinderen: doos met houten of stenen blokjes waarmee zij bouwen, blokkendoos.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bouwdoos

v. bouwdozen (doos met blokjes, waarmee de kinderen spelend een huis enz. bouwen; blokkendoos).

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Bouwdoos

Bouwdoos - noemt men een verzameling van bouwonderdeelen, welke zoodanig gekozen zijn, dat ze gemakkelijk tot een of ander geheel zijn samen te voegen. Als speelgoed bestaat de bouwdoos uit blokken, staafjes, schijven enz. van hout, steen of metaal; met behulp hiervan kan het kind al spelende de dingen trachten op te bouwen, waarvan het voorbeelden...