bokken
(2000) (straattaal) voor schut zetten; afsnauwen; berispen; een standje maken. • Maar ‘Ik ga weten waar je huis woont’ (‘Ik weet je wel te vinden’), ‘Je lult me geest’ (‘Ik snap er niks van’), ‘Ik ga je bokken’ (‘Ik zal je voor schut zetten’), ‘Je bent gedis’ (...