Wat is de betekenis van Boetvaardigheid?

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Boetvaardigheid

v., berouw, gezindheid tot boetedoening (wegens begane zonden): (R.-K.) sacrament van boetvaardigheid, de biecht; stoel van boetvaardigheid, biechtstoel.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

boetvaardigheid

v.: R.-K. het sacrament van boetvaardigheid, de biecht; boetvaardigheid doen.

2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Boetvaardigheid

Boetvaardigheid is volgens St. Thomas’ leer (p. 3. q. 85) een bijzondere deugd, bij de rechtvaardigheid aangesloten, die aanspoort tot droefheid over en verfoeiing van het bedreven kwaad, met een goed voornemen voor de toekomst, cn den wil om de beleediging Gods zoo goed mogelijk te herstellen, m.a.w. om, als het ware, God een vergoeding aan te bie...

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

boetvaardigheid

v. gemoedsgesteltenis van een boetvaardige .→ sakrament. Syn. → berouw.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Boetvaardigheid

v., berouw, gezindheid tot boetedoening (wegens begane zonden): (r.k.) sacrament van boetvaardigheid, de biecht.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Boetvaardigheid

zie Berouw.