boemel
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
Het begrip boemel heeft 2 verschillende betekenissen: 1) trein die bij elk tussenstation stopt. trein die bij elk tussenstation stopt; boemeltrein; stoptrein. 2) het boemelen. het boemelen, d.w.z. uitgaan en daarbij veel alcohol drinken, vooral door de kroegen af te lopen; aan de zwier gaan; de bloemtjes flink buitenzetten. In Ned...
Wiktionary (2019)
boemel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boemelen ♢ Ik boemel 2. gebiedende wijs van boemelen ♢ boemel! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boemelen ♢ boemel je?
Marc De Coster (2017)
Boemel - fuif. Eng. bat, toot. Aan de boemel gaan: deze uitdrukking, die ondertussen tot de algemene taal is doorgedrongen, werd ontleend aan de Duitse studententaal: auf den Bummel gehen.
M. J. Koenen's (1937)
m. (1 in bep. zegsw.; 2 boemeltrein): 1. aan de boemel zijn, boemelen in bet. 1; 2. wij hebben boemel (ook: bommel) tot Amsterdam.
Jozef Verschueren (1930)
(‘boemәl) m. (-s) 1. Eig. het boemelen : aan de zijn ; op de gaan. 2. Metn. boemeltrein.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: