Wat is de betekenis van boelijn?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

boelijn

boelijn - Zelfstandignaamwoord 1. (scheepvaart) touw waarmee de loefrand van razeilen bij het aan de wind zeilen strak wordt getrokken om het zeil beter wind te laten vangen. Woordherkomst samenstelling van boeg en lijn Verwante begrippen boeglijn, boeilijn

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Boelijn

v. (-s), (zeew.) lijn, dienende om het loeflijk der vierkante zeilen meer aan de wind te halen, als men bij de wind zeilt: elk razeil heeft aan weerszijden een boelijn; — bij de boelijn ophalen, scherp bij de wind zeilen; (fig.) met veel moeite iets gedaan krijgen; — het is daar (met hem) boelijn over de nok, over de re...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

boelijn

v. boelijns (scheepst. lijn, om de zeilen meer aan de wind te halen); ook, boeilijn.

2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Boelijn

Boelijn - touw, waarmede de staande zijkanten van de razeilen, ten beteren windvang, werden gestrekt of gesteund. Thans niet meer in gebruik.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

boelijn

('boelijn) v. (-s) [msch. boeglijn] lijn om de zeilen zó aan te halen, dat ze beter de wind opvangen.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Boelijn

v./m. (-s), in de zeilvaart de lijn die dient om het loeflijk van de vierkante zeilen meer aan de wind te halen, als men bij de wind zeilt: elk razeil heeft aan weerszijden een boelijn; bij de boelijn ophalen, scherp bij de wind zeilen; (fig.) met veel moeite iets gedaan krijgen; het is daar (met hem) boelijn over de nok, over de ree (ra), van zake...

2024-04-26
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Boelijn

Bij de scheepvaart: touw, dienende om de naar den wind staande zijde van een ra-zcil eenigszins bolvormig of scheppend te doen staan, opdat de wind beter in het zeil valt.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Boelijn

BOELIJN, v. (-s), (zeew.) lijn, dienende om het loeflijk der vierkante zeilen meer aan den wind te halen als men bij den wind zeilt; — bij de boelijn ophalen, scherp bij den wind zeilen; (fig.) met veel moeite iets gedaan krijgen; — het is daar (met hem) boelijn over den nok, over de ree (ra), van zaken die met overhaasting en dus onge...

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Boelijn

Boelijn, v. (-en), (zeew.) boeglijn.