Wat is de betekenis van blinker?

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

blinker

Het begrip blinker heeft 2 verschillende betekenissen: 1) kunstaas. van glimmend metaal gemaakt kunstaas dat wordt gebruikt om te vissen op met name snoek, baars en snoekbaars; blinkertje; blinkerd; spinner. 2) deel van een tuig. deel van een tuig dat onder of naast de ogen van een paard wordt geplaatst om te voorkomen dat hij naar b...

2025-07-17
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

blinker

(zelfstandig naamwoord) [sport] lepel - Snoeken met een lepel is nog steeds een prachtige vangmethode.

2025-07-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

blinker

1) (1924) (Barg.) lakschoen. • Ook Kauwbeitel, die op kwam loopen, viel bij en verklaarde mistroostig dat er niets meer te neppen viel, al pochte hij op zijn blinkers. (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • Veel vaker krijgen bestaande woord...

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

blinker

blinker - Zelfstandignaamwoord 1. (visserij) klein visje dat als aas wordt gebruikt 2. (informeel) Bargoense benaming voor tand Woordherkomst Naamwoord van handeling van blinken met het achtervoegsel -er Synoniemen [1] snoeklepeltje <ref name="kocks1997" /> Zie ook Blinker

2025-07-17
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

blinker

juweel, edelsteen In 1844 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. Omstreeks 1860 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, opgesteld door M. Verwoert, indertijd directeur van een gevangenis te Utrecht. • ‘Waaráchtig Bert,’ zeide Paul, bijgenaamd de barbier, omdat hij vóór zijne inhechtenisneming dat beroep had uitgeoefen...

2025-07-17
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

blinker

1. diamant; blinkers vinden, diamanten stelen: J. DE VRIES. In: Moormann;2. lakschoen: Kauwbeitel, die op kwam loopen, viel bij en mistroostig dat er niets meer te neppen viel, al pochte hij op zijn blinkers, QUERIDO 4, 299; 3. politieagent: WESTERHOUT 210.

2025-07-17
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Blinker

heliograaf.