Wat is de betekenis van blauwkiel?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

blauwkiel

(1830, vero.) (inf.) Belgische soldaat. Genoemd naar de blauwe kiel die deze soldaten droegen. Woorden die eindigen op kiel zijn er in het Nederlands niet zo veel. ‘Blauwkiel’ mag dan ondertussen verouderd zijn, het bijna honderd jaar later ontstane ‘witkiel’ (kruier aan het spoorstation) kent ook niemand meer. &bu...

2024-04-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

blauwkiel

(verouderd) Belgische soldaat omstreeks 1830. Genoemd naar de blauwe kiel die deze soldaten droegen. Woorden die eindigen op -kiel zijn er in het Nederlands niet zoveel. Vroeger had je ook nog witkiel voor een kruier.Wij vragen het u, zou een guitige, ongegeneerde blauwkiel, die alles durft en alles doet, zich laten bangmaken door een ‘aanged...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Blauwkiel

m. (-en), werkman met blauwe kiel; ben. voor de Belgen in de tijd ± 1830;

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

blauwkiel

m. blauwkielen, vero. (tem., inz. een werkman, met een blauwe kiel, naam van de Belgen in 1830).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

blauwkiel

m. (-en) man die een blauwe kiel draagt nl. 1. a. Algm. werkman met blauwe kiel. b. Inz. in België. stationssjouwer met een blauwe kiel. 2. naam van de Belgen in 1830.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Blauwkiel

m. (-en), arbeider met blauwe kiel; benaming voor de Belgen omstreeks 1830.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Blauwkiel

BLAUWKIEL, m. (-en), werkman met blauwen kiel; ...KLEURIG, bn.; ...KOKEN, o. het blauwkoken van een nieuwen ijzeren pot, wat er in gekookt wordt, ziet min of meer blauw.

Gerelateerde zoekopdrachten