Wat is de betekenis van bijltjesdag?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bijltjesdag

(W.O. II) tijdens de bezettingstijd: de dag van de afrekening met de verraders (in Nederland de NSB en de collaborateurs). Het Oranjegezinde volk zou met bijlen wraak nemen op hen. De dag der bevrijding werd destijds aangeduid als 'bijltjesdag'. Volgens het "Verklarend Oorlogswoordenboek"(1988) van G.L. van Lennep zijn er toen totaal 140 mensen ter...

2024-04-28
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

bijltjesdag

betekenis dag van afrekening uitspraak [bijl-tjuhs-dag] citaat "Hoe de dynamiek na de uitslag van komende woensdag zal zijn, is vooraf onzeker. Toch ligt het niet voor de hand dat het ook deze keer bijltjesdag zal worden op het Binnenhof. Daar heeft elke partij zo de eigen redenen voor." Bron: Wensdenken (Aukje van Roessel, De Groene Am...

2024-04-28
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Bijltjesdag

Bijltjesdag, een in de bezettingstijd van de Tweede Wereldoorlog opgekomen term voor de dag van afrekening met landverraders en beulen, waartoe het overigens niet gekomen is. De term is ontleend aan de gedachte landverraders eventueel met bijlen te lijf te gaan.

2024-04-28
Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Bijltjesdag

een in de bezettingstijd van de Tweede Wereldoorlog opgekomen term voor de dag van afrekening met de landverraders en beulen, waartoe het overigens niet is gekomen. LITT. K.Groen. Landverraders, wat deden we met ze? (1974).

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bijltjesdag

o., een in de bezettingstijd opgekomen term voor: dag van afrekening met de landverraders en beulen, nl. door hen met bijlen (bij gebrek aan andere wapens) te lijf te gaan.

2024-04-28
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)