Wat is de betekenis van bijgoochem?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bijgoochem

(1901) (ook: bijgoochemer, wijgoochem) (Barg.) (prost. vero.) kwaadaardige pooier, vooral eentje die pas begint. In de volkstaal ook gebruikt in de zin van betweter, pedant persoon. Volgens Endt (Bargoens Woordenboek) via joodse kringen in de lagere volkstaal doorgedrongen. De letterlijke betekenis van dit Jiddische woord is dan ook: meer dan wijs,...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bijgoochem

bijgoochem - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) betweter, wijsneus Woordherkomst Herkomst: Bargoens Verwante begrippen goochem, wijgoochem

2024-04-28
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

bijgoochem

sufferd; betweter In 1935 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. Ook aangetroffen als wijgoochem. Als afleiding is bijgoochemerij gevonden. Zie verder bij goochem en wijgoochem. • As Scheeltje en Snoekie dat wiste, zou ’k over de heele vlakte voor ’n bijgoogum verslete worre. ¶ Willem van Iependaal, Pol...

2024-04-28
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

bijgoochem

zie weigoochem.

2024-04-28
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

bijgoochem

(z.h.) schijngoochem, door slim te willen zijn het tegenovergestelde bereiken.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)