bijgoochem
(1901) (ook: bijgoochemer, wijgoochem) (Barg.) (prost. vero.) kwaadaardige pooier, vooral eentje die pas begint. In de volkstaal ook gebruikt in de zin van betweter, pedant persoon. Volgens Endt (Bargoens Woordenboek) via joodse kringen in de lagere volkstaal doorgedrongen. De letterlijke betekenis van dit Jiddische woord is dan ook: meer dan wijs,...