Bezwalken
(bezwalkte, heeft bezwalkt), 1. met rook of damp bevuilen, bezoedelen; 2. iemands eer, roem, goede naam bezwalken, bezoedelen, schenden, belasteren.
Van Dale Uitgevers (1950)
(bezwalkte, heeft bezwalkt), 1. met rook of damp bevuilen, bezoedelen; 2. iemands eer, roem, goede naam bezwalken, bezoedelen, schenden, belasteren.
Jozef Verschueren (1930)
(bə'zwalkən) (bezwalkte, heeft bezwalkt) 1. door rook verduisteren : het stof bezwalkt de hemel. 2. verduisteren : het verstand –. 3. belasteren : iemands naam –.
J.H. van Dale (1898)
BEZWALKEN, (bezwalkte, heeft bezwalkt), met rook bevuilen, bezoedelen; — (van het verstand en het gemoed) de helderheid ervan verduisteren; iemands eer, roem, goeden naam bezwalken, benadeelen, schenden, belasteren. BEZWALKER, m. (-s), lasteraar. BEZWALKSTER, v. (-s). BEZWALKING, v. (-en), lastering.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: