Wat is de betekenis van Bezwalken?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bezwalken

(bezwalkte, heeft bezwalkt), 1. met rook of damp bevuilen, bezoedelen; 2. iemands eer, roem, goede naam bezwalken, bezoedelen, schenden, belasteren.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bezwalken

bezwalkte, h. bezwalkt (bevuilen met rook, bezoedelen): fig. iems. goede naam bezwalken.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bezwalken

(bə'zwalkən) (bezwalkte, heeft bezwalkt) 1. door rook verduisteren : het stof bezwalkt de hemel. 2. verduisteren : het verstand –. 3. belasteren : iemands naam –.

2024-04-29
Levende taal verklarend woordenboek

T. Pluim (1921)

Bezwalken

van ’t oude zwalk, d. i. rook, damp.

2024-04-29
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Bezwalken

van zwalk, in de oostelijke.tongvallen nog rook, damp; ’t woord bet. dus: verontreinigen.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bezwalken

BEZWALKEN, (bezwalkte, heeft bezwalkt), met rook bevuilen, bezoedelen; — (van het verstand en het gemoed) de helderheid ervan verduisteren; iemands eer, roem, goeden naam bezwalken, benadeelen, schenden, belasteren. BEZWALKER, m. (-s), lasteraar. BEZWALKSTER, v. (-s). BEZWALKING, v. (-en), lastering.

Gerelateerde zoekopdrachten